Mevr. Braakhekke-Heuvink
Ontruiming van ons huis vanwege de V1
Samen met mijn ouders woonde ik in het jachtopzienershuis aan de Oerdijk in Lettele. Het huis werd ook wel Molenzicht genoemd. Toen kon je vanaf dat punt de Oude Molen in Bathmen nog zien.
Zondagochtend 5 november 1944 was bij de kerk in Okkenbroek door de Duitsers aangekondigd dat er acht gezinnen weg moesten. Maar wij waren kerkelijk op Bathmen gericht en wisten dus van niets.
Op maandagochtend stonden er ineens Duitsers bij ons voor de deur en vertelden ons dat we nog diezelfde avond uit huis vertrokken moesten zijn. Het was verschrikkelijk. Mijn vader, die als boswachter/jachtopziener werkzaam was in de bossen van de Oostermaat had ook nog drie koeien. Ook deze moesten ergens ondergebracht worden. Met de hulp van buren hebben we in één dag zoveel mogelijk opgepakt.
Alleen met mijn moeder ben ik tegen de avond door het bos vertrokken naar het jachthuis van de Familie Birnie, dat aan de Oostermaatsdijk gelegen was. Ik herinner me nog de bladeren onder mijn voeten op het bospad waar we overheen liepen.
Mijn vader moest die avond op wacht staan bij het gemeentehuis in Schalkhaar. Daar waren namelijk de bonkaarten opgeslagen. De Rijks- en gemeentepolitie moesten deze ’s nachts bewaken om te voorkomen dat ze gestolen werden. Als boswachter viel mijn vader onder de gemeentepolitie. Regelmatig was hij voor zijn taak van huis weg. Op een dag toen hij ook op het gemeentehuis moest zijn, hebben de Duitsers het gemeentehuis hevig onder vuur genomen. De kogelgaten kon je later duidelijk zien. Op dat moment was er ook een zekere heer Bakker aanwezig en die wist een uitweg uit het gemeentehuis. Ze zijn door een raam gekropen. Mijn vader kwam met bloed op zijn hoofd en gehavende kleding gelukkig heelhuids weer thuis.
De V1 rakketten die op Antwerpen afgeschoten werden ontploften regelmatig dicht bij huis. Er zijn nog diverse bomkraters te vinden in de Oostermaat. Op 16 december 1944 was er een enorm lawaai, werkelijk een akelig geluid en vanuit ons tijdelijk onderkomen in het jachthuis zagen we het monster (V1-raket) door de lucht vliegen. Deze datum weet ik nog zo goed omdat het de verjaardag van de oude Wassink was.
We mochten ons absoluut niet in de buurt van ons huis begeven, maar mijn vader wist er toch af en toe een blik op te werpen. Zo zag hij ook dat de dakpannen van het huis af waren. Dit kwam door de luchtverplaatsing bij het afschieten van de rakketten. Hij is toen naar de Ortskommandant in Lettele gegaan. En die bepaalde dat mijn vader op een van te voren afgesproken tijdstip de dakpannen er weer op mocht leggen. Dat was natuurlijk geen karwei voor één man, daar heeft hij wel hulp bij gehad. Het bleef niet bij die ene keer.
Veel van onze buren moesten hun huis ontruimen: Kloosterboer, Tutert, Sletterink, Klein Velderman.
De familie Wassink kon op de boerderij blijven. Zo ook de familie Smit. Wel moest Smit een paard leveren voor het aanslepen van de V1 rakketten. Deze lagen langs de leide opgesteld. Zelf hebben we dat nooit gezien maar Theo Bijsterveld wel. Die mocht er op een zeker moment met zijn dorsmachine langs en heeft de rakketten zien liggen.
De bevrijding
Het jachthuis had geen schuilkelder en een dag voor de bevrijding besloot mijn vader aan de overkant op de ‘kamp’ van Wassink een schuilplaats te graven. Toen hij daar met de schop bezig was kwam de ‘oude’ Twellaar bij hem aankuieren. Die waarschuwde hem dat het te gevaarlijk was om daar nu mee bezig te zijn want de Canadezen waren al bij Bathmen. Mijn vader gooide de schop aan de kant en met een hamer en nijptang heeft hij toen in de houten verandavloer van het jachthuis een toegang tot de kruipruimte gemaakt. Je moest je er echt doorheen wurmen. Ik was de laatste die er in kroop. Ik heb de heer Stoffel, eigenaar van de zaagmolen in Deventer en een vriend van de heer Birnie, nog moeten helpen om er in te komen. Het was een stevige man. Ook Oolbekking van de Oude Molen schuilde in deze ‘kelder’, evenals zijn vrouw met een jonge baby. We zaten er met twaalf mensen onder de vloer.
Het jachthuis lag achter een haag van rododendrons en was voor de bevrijders slecht zichtbaar vanaf de weg; er werd enorm geschoten, dwars door de rododendrons heen. Op een gegeven moment zagen we grote schoenen vlak voor de veranda. Toen het naderhand stil werd, wisten we niet of we al veilig naar boven konden. Ik weet ook niet wie als eerste naar boven is gekomen. Later vonden we zelfs in de schorten van mijn moeder nog kogelgaten. Wonder boven wonder heeft de hond die in het nachthok lag het ook overleefd.
Het duurde nog wel even voor dat we terug konden naar ons eigen huis. Alle ramen waren kapot. Eerst kwam er kippenhokglas in omdat er nog geen goede ruiten beschikbaar waren.
Toen we vertrokken, had mijn vader een oude klok laten hangen. Deze zat onder de houtworm. Die zouden ze toch wel niet meenemen zei hij toen. Maar de klok was weg toen we terugkwamen, evenals mijn bed.